De oxytocine-dronken glimlach

13 mrt 2024

Het gebeurt heel vaak: op het einde van een huisbezoek ergens in die eerste dagen na de geboorte: ‘oh ja, kan je ons nog efkes tonen hoe je die draagdoek aandoet want ik kan er niet goed aan uit’.

Dan moet ik altijd even zuchten in mezelf: meestal ben ik in mijn hoofd mijn aandacht al wat aan het afronden bij dit gezin omdat mijn to-do-lijstje in mijn hoofd gechecked heeft dat alles aan bod is gekomen. En dan vragen ze me  hen  ‘nog efkes’ iets te leren wat eigenlijk een geheel volgend consult waardig is qua tijd, aandacht en energie. Maar even snel als de zucht er kwam is er de drive, de goesting om ook bij deze mensen de wondere ervaring mogelijk te maken van je kindje dichtbij te dragen op een correcte manier. En zo wint altijd weer mijn zorgverleners- en moederhart het van mijn timemanagement-skills.

Onlangs kwam ik op een stralende zondagochtend bij een gezin dat net de eerste nacht thuis met hun zoontje hadden beleefd. Stralend was het eerste dat de papa vertelde: ‘we hebben een super goede nacht gehad, het heeft zo deugd gedaan!’ Na wat moeilijkere eerste dagen leek de borstvoeding nu echt op zijn plooi te beginnen vallen, ze hadden een baby die voldaan was en ook de getalletjes op de weegschaal toonden dat er voldoende melk uit de borst in zijn buikje geraakte.

Na die vreugde met hen gedeeld te hebben, het bevallingsverhaal aanhoort, alle checkups te hebben gedaan en de vragen één voor één alle aandacht te hebben gegeven die ze verdienden, gaf ik hen dus ‘nog efkes’ de uitleg en demo van het knopen van hun draagdoek. Omdat mama’s lijf nog zacht en week is na de bevallingsgebeurtenis en ze haar kindje best van al veel omarmt terwijl ze zelf rust, is het de beurt aan de papa om te dragen zo kort na de bevalling.

Laagje per laagje, plooi per plooi, zorgen we dat de draagdoek goed zit en hun kindje op de juiste manier gedragen wordt. En dan, ik zie het telkens weer gebeuren, bereiken we het punt dat babylief als een aapje goed en wel dichtbij papa geïnstalleerd is, en er een glimlach, dronken van oxytocine (het ‘knuffelhormoon), op zijn gezicht verschijnt samen met de woorden ‘wauw, dit is zó fijn!’

Met een uitstraling van ‘lieve zoon, ik wil je de hele wereld tonen!’ beweegt hij door het huis en toont trots zijn schoonouders hoe geweldig dit is.

En mamalief, die ziet dat het goed is, die wéét dat het goed is, smelt voor man en zoon, en laat tegelijk een kleine innerlijke traan van het besef: dit is een eerste momentje van loslaten.

Het is zo-goed-als zondagmiddag intussen, maar het is een voldane vroedvrouw die de deur achter zich toetrekt. De ontdekking van deze vader welk innig contact hij zo kan ervaren met zijn zoon, en het besef van de moeder dat ze haar kind in de veiligste armen die er zijn, of beter, op de borstkas van de liefdevolste vader die ze zich kan voorstellen voor het eerste stapje kan loslaten, zijn goud waard.